W.
46
Di 12
Kamer van Beroep (CA), Palais du Rhin - Straatsburg
06/02/2013
De Kamer van Beroep van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart heeft uispraak gedaan met betrekking tot een eis tot schadevergoeding wegens het ongeval met het motortankschip de “Waldhof”
Door de ondertekening van de Herziene Rijnvaartakte op 17 oktober 1868 in Mannheim hebben de lidstaten van de CCR hun goedkeuring gehecht aan de gerechtelijke weg die bij overtredingen van politievoorschriften met betrekking tot de scheepvaart of bij rechtsgedingen over schade die ontstaan is tengevolge van de Rijnvaart moet worden voorzien.
In de Herziene Rijnvaartakte is voorzien dat iedere lidstaat gerechten aanwijst die in eerste aanleg en voor hoger beroep bij dergelijke gerechtelijke geschillen bevoegd zijn.
In de Herziene Rijnvaartakte is naast de nationale gerechtelijke bevoegdheid een alternatief voorzien: het beroep kan ook rechtstreeks bij de Centrale Commissie voor de Rijnvaart worden ingesteld. Hierdoor creëert de Herziene Rijnvaartakte een unieke situatie, omdat hij een internationale instantie een bevoegdheid toekent die vergelijkbaar is en concurreert met die van een nationaal gerecht. Tot 1968 waren de besluiten van de Centrale Commissie echter geen echte rechterlijke beschikkingen, aangezien zij door het Secretariaat werden voorbereid en door de delegaties van de lidstaten tijdens de plenaire vergaderingen van de organisatie met eenparigheid van stemmen werden aangenomen. Pas door de Overeenkomst van Straatsburg van 20 november 1963, die in 1967 van kracht werd, is er een echt internationaal gerecht ingesteld met onafhankelijke rechters die ervaring hebben op het gebied van de scheepvaart. De Kamer van Beroep heeft op 23 oktober 1969 haar eerste Procedureregeling aangenomen en op 23 juni 1970 haar eerste arrest gewezen.
De partijen kunnen een beroep instellen als het strijdbedrag in het gerechtelijk geschil hoger is dan 20 SZR (23,86 € in januari 2006). De plaats van betaling, de plaats waar de schade werd veroorzaakt of de plaats waar de overtreding heeft plaatsgevonden, zijn de criteria om te bepalen welk nationaal gerecht bevoegd is. De partijen kunnen echter overeenkomen hun geschil bij een andere Rijnvaartrechtbank, of bij een andere nationale rechterlijke of scheidsrechterlijke instantie aanhangig te maken, voor zover de nationale wetgeving zich niet hiertegen verzet.
De partijen kunnen kiezen of zij hun beroep bij de bevoegde nationale gerechten instellen of bij de Kamer van Beroep, die zowel in civielrechtelijke als in strafzaken in laatste instantie beschikt. Wanneer verzoeker en verweerder beiden binnen de wettelijke termijn in hoger beroep zijn gegaan, de een bij de CCR en de ander bij een hoger nationaal gerecht, dan beslist de rechterlijke instantie waar het geschil het eerst is voorgebracht over beide beroepen. Indien de beide hogere beroepen op dezelfde dag zijn ingediend, neemt de rechterlijke instantie waarbij de verweerder hoger beroep heeft ingesteld van beide beroepen kennis.
De Kamer van Beroep bestaat uit 5 rechters en 5 plaatsvervangende rechters, oftewel één rechter en één plaatsvervangend rechter per lidstaat. Ter herinnering, de lidstaten van de CCR zijn België, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Zwitserland. Een plaatsvervangend rechter vervangt de aangewezen rechter in geval van verhindering, vacature of wraking. Zij worden door de CCR voor een periode van 6 jaar aangewezen uit de personen die door iedere lidstaat daartoe worden voorgedragen. Zij moeten een juridische opleiding hebben gevolgd of ervaring hebben op het gebied van de Rijnvaart. De Kamer van Beroep is dus een gespecialiseerde gerechtelijke instantie, die in vergelijking met een nationaal gerecht eerder in staat is een rechtsvergelijkende analyse te maken.
De voorzitter van de Kamer van Beroep, die een juridische opleiding moet hebben genoten, en de vice-voorzitter worden door hun collega’s gekozen voor een ambtsperiode van 3 jaar, die kan worden verlengd.
Rechter/Voorzitter van de Kamer van Beroep van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart te Straatsburg
Ere-Voorzitter Hof van Beroep te Antwerpen
Voorzitter van de Onderzoeksraad voor de Scheepvaart Antwerpen / Oostende
Geboren in 1953 te Eeklo (België)
Studies
Licentiaat Rechten (Universiteit Gent - 1971-1976) en Postgraduaat diploma in het Zee –
en Binnenscheepvaartrecht (Universiteit Antwerpen 1977)
Professionele loopbaan
Advocaat aan de balie te Antwerpen (1977- 1995).
Plaatsvervangend rechter in de rechtbank van koophandel te Antwerpen (1989 – 1995).
Ere-advocaat van de Antwerpse balie sedert 1995.
Rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen (1995- 2000).
Raadsheer (rechter) in het hof van beroep te Antwerpen (2000-2017), zetelend in de 4° maritieme kamer.
Voorzitter van de 4° maritieme kamer (2013-2017).
Erevoorzitter Hof van Beroep te Antwerpen
Ondervoorzitter van de Onderzoeksraad voor de Scheepvaart Antwerpen / Oostende ( 2014 - 2018).
Sedert 1 mei 2018 Voorzitter van de Onderzoeksraad voor de Scheepvaart.
Plaatsvervangend rechter in de Kamer van Beroep van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (juni 2014- 31 december 2015).
Vanaf januari 2016 rechter in de Kamer van Beroep van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
Sedert februari 2019 rechter / ondervoorzitter van de Kamer van Beroep van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart te Straatsburg.
Per 2021 rechter/voorzitter van de Kamer van Beroep
Geboren in 1948 in Neunkirchen (Saar), gehuwd, één dochter. Studie rechten aan de universiteit van het Saarland. Na het tweede staatsexamen in 1975, in dienst getreden als hogere ambtenaar bij de juridische dienst van de deelstaat Rijnland-Palts. Rechter bij het Amtsgericht (kantongerecht) van Pirmasens, daarna rechter bij het Oberlandesgericht (gerechtshof) in Zweibrücken. Sinds 1991 rechter bij het Bundesgerichtshof (hoogste federaal gerechtshof) en lid van de VIII. Zivilsenat (meervoudige kamer voor burgerlijke zaken bij een gerechtshof), daarnaast van 1998 tot 2006 lid van de Kartellsenat. Sinds juli 2006 rechter-president bij het Bundesgerichtshof, VIII. Zivilsenat. Sinds 2004 als nevenfunctie rechter bij de Kamer van Beroep van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
Geboren in 1963 in Galenberg, gehuwd, één zoon. Studie rechten aan de universiteit van Bonn. Promotie in 1990. Na het tweede staatsexamen in 1994, in dienst getreden bij de juridische dienst van de deelstaat Noordrijn-Westfalen. Benoeming tot tijdelijk rechter bij het Landgericht (rechtbank van eerste aanleg) te Bonn en in het kader van een afvaardiging als juridisch medewerker bij de administratieve afdeling van het Oberlandesgericht (Gerechtshof) in Keulen. Na terugkeer bij het Landgericht in Bonn benoeming tot rechter bij het Landgericht. In de tijd van 2000 tot 2002 afvaardiging als wetenschappelijk medewerker bij het Bundesverfassungsgericht (Duits constitutioneel hof). In 2003 benoemd tot rechter bij het Oberlandesgericht in Keulen en lid van verschillende Zivilsenate (meervoudige kamer voor burgerlijke zaken bij een gerechtshof). Van 2009 tot 2010 plaatsvervangend president van de Schifffahrtssenat (meervoudige kamer voor scheepvaartaangelegenheden). Van 2011 tot 2014 plaatsvervangend president van de achtste Zivilsenat en afdelingshoofd van de administratieve afdeling van het Oberlandesgericht te Keulen. Sinds 2014 rechter bij het Bundesgerichtshof (hoogste federale gerechtshof) en lid van de vijfde Zivilsenat. Sinds 2010 daarnaast eveneens plaatsvervangend rechter van de Kamer van Beroep van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
Jean-Marie WOEHRLING is in 1947 geboren in Mulhouse (FR). Academische graad in publiekrecht (1971), Ecole Nationale d’Administration (ENA) (1974). Administratief rechter sinds 1975, voorzitter van de administratieve rechtbank van Straatsburg (1993-1998), secretaris-generaal van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (1998-2012) en tevens voorzitter van het Institut du droit local alsacien-mosellan, dat in 1985 door hem is opgericht. Hij is actief geweest op diverse gebieden van het vergelijkend publiekrecht, vooral met betrekking tot de Franse en Duitse openbare instellingen, en heeft onderwezen aan de universiteiten van Straatsburg, Freiburg en Speyer, en aan het Euroinstitut in Kehl. Hij neemt deel aan onderzoeksgroepen in het kader van de CNRS voor godsdienstrecht. Hij heeft de functie van deskundige bij de Raad van Europa uitgeoefend op het gebied van de lokale democratie en de regionale of minderheidstalen. Hij heeft diverse studies verricht met betrekking tot de regionale Elzassische identiteit.
Dominique VONAU is geboren op 24 augustus 1950 te Straatsburg (Frankrijk), gehuwd en vader van twee kinderen, studeerde rechten aan de universiteit van Parijs X-Nanterre en het instituut voor gerechtelijke studies van Parijs II, en behaalde een diploma Duitse taal aan de universiteit van Innsbruck (Oostenrijk).
De heer VONAU begon zijn loopbaan als ambtenaar bij de Franse ministeries van Landbouw en van Maritieme Zaken, waarna hij gerechtsauditeur was bij de nationale school voor de magistratuur (ENM).
Na verschillende functies te hebben bekleed als rechter en vicevoorzitter, en vervolgens als magistraat bij het centrale bestuur van het Franse ministerie van Justitie, werd Dominique VONAU benoemd als voorzitter van het tribunal de grande instance van Péronne (Somme), Sarreguemines (Moselle) en Mulhouse (Haut-Rhin), en als eerste voorzitter van het cour d’appel van Toulouse en Rouen.
Naast zijn beroepsactiviteiten was de heer VONAU actief als docent familierecht en handelsrecht aan de universiteit van Versailles-Saint-Quentin-en-Yvelines, en als voorzitter van de jury voor het toelatingsexamen van de school voor het notariaat te Straatsburg.
Tot voor kort was Dominique VONAU lid van de jury die belast is met de afgifte van het getuigschrift van vakbekwaamheid als advocaat, aan de school voor de advocatuur (ERAGE) te Straatsburg.
Na zijn pensionering in 2015 bekleedde de heer VONAU tot in 2021 de functie van tijdelijk rechter in burgerlijke zaken (vereffening van schade) bij het tribunal van Straatsburg.
Sinds 2022 is Dominique VONAU rechter-plaatsvervanger in de Kamer van Beroep van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
Geboren in 1970 in Voorburg (NL). Gehuwd, twee kinderen. Studeerde rechten in Leiden (1995) en Heidelberg (LLM 1996). Was van 1996 – 2001 assistent in opleiding aan de Universiteit Utrecht en van 2001 – 2007 gerechtsauditeur bij het wetenschappelijk bureau van de Hoge Raad der Nederlanden. In 2005 promotie aan de Universiteit Utrecht. Was van 2006 – 2008 raadsheer-plaatsvervanger in het Gerechtshof Arnhem en van 2008 tot 2018 raadsheer het Gerechtshof Arnhem. Sinds 2018 is hij raadsheer in het Gerechtshof Den Haag (onder meer vervoerrecht, intellectuele eigendom, overheidsaansprakelijkheid, algemeen privaatrecht). Diverse publicaties op het gebied van (onder meer) de intellectuele eigendom. Sinds 2024 als nevenfunctie rechter bij de Kamer van Beroep van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
Geboren op 17 juli 1953 te Arnhem (Nederland). Hij heeft Nederlands privaatrecht gestudeerd in Utrecht. Van 1978 tot 2001 werkt hij als advocaat bij NautaDutilh, in Rotterdam. Vervolgens bekleedt hij van 1996 tot 2001 naast de genoemde functie tevens de functie van rechter bij de rechtbank van Dordrecht. In 2006 wordt hij benoemd tot raadsheer-plaatsvervanger bij het gerechtshof van Arnhem voor handelszaken en vervolgens, in 2007, tot rechter bij de rechtbank van Rotterdam, maritieme kamer. Sinds 2008 is hij vice-president/senior rechter in Rotterdam. Daarnaast is hij van 2006 tot 2013 docent burgerlijk procesrecht en bewijsrecht. Sinds 2007 verzorgt hij regelmatig conferenties op de vakgebieden scheepvaart- en vervoerrecht. Sinds 2013 is hij bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Vervoerrecht.
9 juni 1948 Geboren in Bazel. Lagere en middelbare school in Bazel
1968 Eindexamen middelbare school
1968 – 1972 Studie rechtsgeleerdheid aan de universiteit van Bazel, afgesloten met het licentiaatsdiploma
1972 – 1974 Assistente bij Prof. Dr. Frank Vischer (arbeidsrecht) en dissertatie: „Het instructierecht van de werkgever en de grenzen daarvan“.
1975 Promotie tot meester in de rechten.
1976 Examen voor de advocatuur in Bazel-stad. Daarna griffier bij de Civiele rechtbank en bij het Appellationsgericht (Hof van Beroep)
per 1 jan. 1988 Gekozen tot presidente van de strafkamer van Bazel-stad
per 1 jan. 2004 Gekozen tot presidente van het Appellationsgericht
Rechter bij het Appellationsgericht te Bazel-stad
Artikelen gepubliceerd over strafrechtelijk en civielrechtelijke procedurele onderwerpen, alsook onderwerpen met betrekking tot de administratieve jurisdictie.
Geboren in 1954 in Bazel (CH), gehuwd, vader van twee volwassen dochters. Studeerde rechten in Bazel (lic.iur. 1982), wetenschappelijk assistent voor staats- en bestuursrecht aan de Universiteit van Bazel (1983-1987), griffier van de burgerlijke rechtbank van Bazel-Stad (1987-1995), vestigingsvergunning als advocaat van Bazel-Stad (1992), secretaris-generaal bij het ministerie van justitie van Bazel-Stad en krachtens de regeling voor gecombineerde ambten hoofd van de kantonnale juridische dienst (1995-2002), president van de burgerlijke rechtbank van Bazel-Stad (sinds 2002), 2012-2014 voorzitter van de hele rechtbank. Naast zijn professionele activiteiten is hij onder andere voorzitter van de exameninstantie voor de advocatuur, voorzitter van de beroepsinstantie RKK en lid van de beroepsinstantie van de Universiteit van Bazel.
Wanneer de Kamer van Beroep van de Centrale Commissie over een beroep moet beslissen, moet het rechtsmiddel binnen een termijn van 30 dagen na betekening van het vonnis van het gerecht in eerste aanleg bij het gerecht dat het eerste vonnis heeft gewezen, worden ingediend. De betekening van het hoger beroep moet vergezeld gaan van de uitdrukkelijke verklaring dat men de beslissing wenst van de Kamer van Beroep van de Centrale Commissie. Binnen dertig dagen nadat het hoger beroep is ingesteld moeten de gronden voor het beroep schriftelijk bij het gerecht in eerste aanleg worden ingediend.
Het gerecht dat in eerste aanleg vonnis heeft gewezen, deelt het beroepschrift en de memorie met de gronden mee aan de tegenpartij en bepaalt een termijn voor beantwoording.
De Kamer van Beroep komt bijeen als het nodig is, maar in de regel ten minste twee keer per jaar. De werktalen zijn Duits, Frans, Engels en Nederlands. Normaal gesproken beslist zij in een mondelinge zitting. De partijen worden uitgenodigd voor de zitting, maar zijn niet verplicht te komen. Zij kunnen hun zaak zelf bepleiten of zich door een advocaat die is toegelaten tot het pleiten voor een gerecht van een Overeenkomstsluitende Staat, of door een andere schriftelijk gemachtigde persoon laten bijstaan of vertegenwoordigen. Indien bij het gerecht in eerste aanleg de verplichting tot het nemen van een advocaat bestaat, moeten de partijen zich in civielrechtelijke zaken laten vertegenwoordigen door een advocaat die bij een gerecht van een Overeenkomstsluitende Staat tot het pleiten is toegelaten.
De voorzitter van de Kamer van Beroep leidt de procedure en neemt de nodige maatregelen voor de voorbereiding van de beslissingen. De beraadslagingen en beslissingen van de Kamer vinden plaats met gesloten deuren. Zij neemt zelf een eindbeslissing in de zaak of verwijst de zaak voor een nieuw onderzoek terug naar het gerecht in eerste aanleg. De uitspraak wordt gewezen in de taal van het gerecht in eerste aanleg. Het verkrijgt kracht van gewijsde door de openbare bekendmaking en wordt aan de partijen door bemiddeling van het gerecht in eerste aanleg betekend. Bovendien stuurt de griffier van de Kamer de partijen een afschrift van het arrest.
Over de procedure bij de Kamer van Beroep zijn geen proceskosten verschuldigd.
De Kamer van Beroep van de CCR publiceert al haar beslissingen in de databank iwt-law.eu.
De databank iwt-law.eu is een digitale en gratis toegankelijke jurisprudentiecollectie met nationale en internationale vonnissen op het gebied van het binnenvaartrecht en vormt een nieuwe versie van de bestaande databank van het Institut für Transport- und Verkehrsrecht van de Universiteit van Mannheim. De nieuwe herziene versie van de databank maakt het mogelijk efficiënt en eenvoudig te zoeken naar jurisprudentie. Met de verbeterde zoekmachine kan in de uitgebreide jurisprudentiecollectie worden gezocht op basis van verschillende functies, zoals zaaknummer, type beslissing, betrokken normen, type rechtbank en locatie. Op dit moment bevat ons bestand meer dan 1.800 vonnissen uit het binnenvaartrecht. De jurisprudentiecollectie ondersteunt zowel de activiteiten van advocaten en rechters als het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van het binnenvaartrecht.
Sinds april 2005 werkt de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) in Straatsburg samen met het departement voor binnenvaartrecht van het Institut für Transport- und Verkehrsrecht. In de toekomst zal de databank iwt-law.eu fungeren als publicatieorgaan voor de beslissingen van de CCR.